Nanna Heitmann is een Russisch-Duitse fotografe die momenteel in Moskou gevestigd is. Ze heeft gewerkt voor internationale media zoals TIME Magazine, The Washington Post en M Le Magazine du Monde. Ze ontving talrijke prijzen voor haar reportages: in 2019 ontving ze de Leica Oskar Barnack Newcomer Award for Hiding from Baba Yaga.
De tijden zijn aan het veranderen. De #metoo beweging is de hele wereld over gegaan. Langzaam maar zeker neemt de gelijkheid in verschillende sectoren toe. Maar dit is niet overal het geval. De wereld van de fotojournalistiek is nog steeds een door mannen gedomineerd universum. Te veel redacties zijn nog altijd terughoudend om vrouwen naar gewelddadige conflictgebieden te sturen.
De ongelijkheid wordt weerspiegeld in de cijfers: hoewel gemiddeld 66% van de studenten aan de opleiding fotografie vrouw is, werden er in Frankrijk in 2017 van de 697 perskaarten slechts 97 uitgereikt aan vrouwelijke fotografen.
Een agentschap zoals Magnum heeft sinds haar oprichting slechts 14 vrouwelijke fotografen erkend als lid, van de in totaal 95 fotografen.
Dit heeft sommige vrouwelijke fotojournalisten, zoals Véronique de Viguerie of Paula Bronstein er niet van weerhouden om een voorbeeld te worden voor de beroepssector, met bekende reportages over Jemen en Afghanistan. Toch is er nog een lange weg te gaan voordat het werk van vrouwelijke fotojournalisten dezelfde erkenning krijgt.
Door de publicatie van deze online tentoonstelling, samengesteld eind 2019, probeert Géopolis op haar eigen manier een kleine bijdrage te leveren aan deze kwestie door het werk van vrouwelijke fotojournalisten en journalisten in de kijker te zetten.
Europa
Gone from the window
De laatste mijn in het Ruhrgebied (2017-2018)
FOTO’S VAN NANNA HEITMANN
In 2018 sloot Prosper Haniel, de laatste Duitse steengroeve, haar deuren daarmee de laatste overblijfselen van de Duitse industriële revolutie. De kolenmijnbouw heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het “Wirtschaftswunder”, de economischeboom die Duitsland heeft geholpen zich te herstellen van het debacle van de Tweede Wereldoorlog. Door de energietransitie in Duitsland is het aanzicht van het Ruhrgebied veranderd en de levenskwaliteit van de inwoners verbeterd. De grijsheid van de staal- een steenkoolindustrie lijkt nu ver weg. Deze serie foto’s toont hoe de zware omstandigheden de lichamen van de “club arbeiders van de laatste mijn” hebben getekend, sommige van hen ontwikkelden werden zelfs getroffen door silicose. Sommige van de mijnwerkers zijn zoals men zegt “gone from the window.” Ondanks dit trieste afscheid kijken de mijnwerkers van Prosper Haniel toch melancholisch terug op deze zware periode en proberen ze de bijzondere identiteit van de regio in stand te houden.
Na de Tweede Wereldoorlog kon Duitsland zich mede door de steenkoolwinning snel herstellen. De steenkoolwinning droeg bij aan het Wirtschaftswunder, de sterke economische groei die gepaard ging met de ontwikkeling van belangrijke industrieën. Maar in 2018 sloot de laatste mijn: Prosper Haniel.
Er was een tijd dat de steenkoolmijnen grote aantallen werknemers trokken, niet alleen uit Duitsland, maar ook uit Turkije, Griekenland en Polen. Wat zij deelden was de hoop op een beter leven. Het zware werk in het stof en het vuil van het dagelijkse leven werden gecompenseerd door de vele materiële voordelen: zwembaden in de woonwijken van de arbeiders, goed onderhouden volkstuinen…. De “erewacht” zoals de arbeidersclub van de laatste mijn Prosper Haniel ook wel genoemd wordt, houdt de herinneringen aan de mijnbouwtradities uit het verleden in stand.
De lichamen van deze ouderen zijn getekend door jaren van hard werken: gebroken knieën, hernia’s en zwart geworden longen zijn de meest voortkomende symptomen. Bij enkelen heeft de inademing van kolenstof zelfs geleid tot silicose. Gelukkig komt deze ziekte, die ooit wijdverbreid was onder mijnwerkers, nu steeds minder vaak voor. De ouderen worden nog nu dagelijks geconfronteerd met een nieuwe realiteit die in schril contrast staat met hun herinneringen aan vroeger.
Amerika
Blurred in despair
FOTO’S VAN FABIOLA FERRERO
Tegen de achtergrond van een politieke crisis, de grootste uit de recente geschiedenis van Venezuela, is het land in een gewelddadig spiraal beland. Spanningen liepen op toen Nicolas Maduro, de ‘geestelijke zoon’ van Hugo Chavez, werd uitgedaagd door zijn tegenstander Juan Guaido, die gesteund wordt door de Verenigde Staten en de Europese Unie. De toename van het geweld heeft catastrofale gevolgen voor de bevolking: een devaluatie van de lokale munt, een torenhoge inflatie, een gezondheidscrisis en een toename van het aantal moorden. Als gevolg hebben duizenden Venezolaanse burgers hun toevlucht gezocht in Colombia en Peru. “Blurred in despair” dompelt je onder in het dagelijks verstikkende leven van de verzwakte, verarmde en uitgehongerde Venezolaanse bevolking, die gegijzeld wordt door de politieke macht.
Venezuela dat tot 2022 nog het rijkste land van Zuid-Amerika was, bevindt zich vandaag de dag in een diepe crisis, die wordt gekenmerkt door een economische ramp en gezondheidsrisico. Elke inwoner zou gemiddeld 8 kilo zijn afgevallen. Voedsel, water en elektriciteit zijn de laatste jaren steeds schaarser geworden. De lokale valuatie heeft bijna geen waarde meer door een krankzinnige inflatie (bijna 1 miljoen procent in 2019).
Deze situatie heeft ertoe geleid dat bijna 10 procent van de bevolking naar de buurlanden is gevlucht en heeft geleid tot een steeds dramatischere gezondheidscrisis door een gebrek aan medicijnen. De economische en sociale crisis gaat samen met een politieke crisis, waarbij de politieke machten elk hun eigen legitimiteit opeisen. Aan de ene kant staat Nicolas Maduro, die in 2013 Hugo Chavez opvolgde en wiens nipte herverkiezingen in 2018 tot veel ophef zorgde. Het is een president die decreet na decreet aankondigt en die het leger op alle belangrijke posten heeft geplaatst zonder de immense crisis die het land teistert aan te pakken. Aan de andere kant staat Juan Guaido, voorzitter van een parlement dat door het regime zo goed als van al zijn bevoegdheden is ontdaan, die zichzelf tot legitieme president heeft uitgeroepen en door zo’n vijftig landen over de hele wereld is erkend.
Deze politieke situatie heeft een impact tot ver buiten de grenzen, met name in Colombia en Peru, die beide geconfronteerd worden met een soms moeilijk te beheersen toestroom van Venezolaanse migranten. Maar de crisis heeft een bredere impact in de wereld en verdeelt de internationale gemeenschap op grote schaal, met aan de ene kant de landen die het regime blijven steunen, zelfs militair, zoals onder andere Rusland. Aan de andere kant is er het westerse kamp – onder leiding van de Verenigde Staten en de EU – dat de oppositie steunt.
“Blurred in Despair” is een langetermijnproject van Fabiola Ferrero dat de psychologische gevolgen van de ernstige crisis die Venezuela al jaren doormaakt, documenteert. Afgezien van de tragische statistieken die wijzen op een torenhoge inflatie, een gebrek aan medicijnen en een zeer hoog moordcijfer, lijkt het hele land in een depressie te zijn beland. De geestelijke gezondheid van de Venezolanen wordt aangetast door de voortdurende blootstelling aan geweld en extreme omstandigheden. Dit kleurrijke Caribische land is nu grijsgekleurd en de bevolking is in voortdurende onzekerheid over de toekomst.
Fabiola Ferrero, geboren in Caracas in 1991, is een journaliste en fotografe. Ze is momenteel gevestigd in Chili. Haar werk richt zich op Latijns-Amerika. Haar jeugd in Venezuela heeft haar ertoe aangezet verslag te doen van samenlevingen die geplaagd worden door geweld om de transformaties die de mens ondergaat in beeld te brengen. Fabiola Ferrero heeft gewerkt voor media over de hele wereld zoals TIME, BBC en El País.
Fading into the blue
FOTO’S VAN SANDRA MEHL
In een Amerika onder leiding van Donald Trump, klimaatscepticus van het eerste uur, wordt het Isle Jean Charles in New Orleans direct getroffen door klimaatverandering. Elk jaar verliest het eiland aan oppervlakte en zijn inwoners zijn de eerste klimaatvluchtelingen van de Verenigde Staten geworden. Verwacht wordt dat het eiland over 50 jaar helemaal verdwenen zal zijn. Fotografe Sandra Mehl brengt het dagelijks leven van de inwoners in beeld, die constant geconfronteerd worden met het stijgende waterpeil en de kusterosie.
Zo’n 130 kilometer ten zuiden van New Orleans wordt het Isle Jean Charles geleidelijk aan steeds kleiner. Vandaag de dag is het nog maar drie kilometer lang en is het met het vaste land verbonden door slechts één enkele weg. Sinds 1955 heeft het al 98% van zijn oppervlakte verloren. Geschat wordt dat het over 50 jaar helemaal verdwenen zal zijn. De oorzaken: stijgende waterstanden, kusterosie en oliewinning in Louisiana, de op drie na grootste olieproducerende staat in de Verenigde Staten.
De inwoners, vandaag de dag nog maar minder dan honderd, worden beschouwd als de eerste officiële klimaatvluchtelingen in de Verenigde Staten. In 2016 ontvingen ze 48 miljoen dollar van de Amerikaanse federale overheid om te verhuizen naar het vasteland.
Net als het Isle Jean Charles is Louisiana, dat 40% van de wetlands in de Verenigde Staten bevat, aan het zinken. Elk uur gaat het equivalent van een voetbalveld verloren in dit gebied. Wereldwijd is dit het gebied waar het land het snelste verdwijnt. En dat terwijl de president klimaatsceptische standpunten blijft verkondigen.
Sandra Mehl, afgestudeerd aan Sciences Po Paris en in sociologie aan de EHESS, werkte in de humanitaire sector en stadsplanning voordat ze actief werd als documentaire fotograaf. In haar rapportages maakt ze een connectie met haar ervaringen uit het verleden, daarbij de relaties tussen mensen en hun omgeving verkennend. Haar eerste rapportage, wijdde ze aan een strand in het Zuiden van Frankrijk, dat ze vijf zomers lang fotografeerde. Sindsdien focust ze zich met name op langetermijnprojecten. In 2016 fotografeerde ze twee jaar lang het dagelijkse leven van twee zussen in Cité Gély in Monpellier, waarvoor ze de MAP-festivalprijs in Toulouse ontving.
Protesteren in de illegaliteit
ARTIKEL : EVA SEKER
FOTO’S : MAËLLE REY EN EVA SEKER
In 2018 maakten Maëlle Rey en Eva Seker een lang verslag over de re-integratie van voormalige strijders van de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) getiteld: “Disarmed, the reintegration of the FARC into Colombian society”. ” In november 2019 vierde het land dat het drie jaar geleden is dat het historische vredesakkoord met de guerrilla werd gesloten, 52 jaar na het begin van de burgeroorlog. Dit akkoord heeft echter slechts oppervlakkig vrede gebracht. Er zijn nog steeds conflicten tussen de Colombiaanse regering, de extreemrechtse paramilitaire groeperingen en het Nationaal Bevrijdingsleger, het ELN. Bovendien brak er aan het eind van de zomer van 2019 onrust uit onder leden van de FARC toen Ivan Marquez, voormalig onderhandelaar voor het vredesakkoord aan FARC-zijde, aankondigde om de wapens weer op te nemen, aangezien de Colombiaanse staat zich niet gehouden had aan haar deel van het akkoord. Sinds de ondertekening van het vredesakkoord zijn er veel sociale leiders en mensenrechtenactivisten in het land vermoord. Ook de voormalige strijders van de gewapende groep, worden vaak met de dood bedreigd. In dit artikel vertelt Eva Seker het verhaal van sommige burgers die de guerrilla’s steunden tijdens de oorlog.
Het vredesakkoord dat in november 2016 werd ondertekend tussen de voormalige FARC-guerrillagroep en de regering van Juan Manuel Santos maakte officieel een einde aan 52 jaar oorlog in Colombia. Hoewel algemeen bekend is dat de politieke partij die uit dit akkoord is voortgekomen niet gesteund wordt door een meerderheid van de Colombianen, staat men minder stil bij het feit dat de gewapende groepering gedurende lange tijd wist te overleven omdat zij op de steun kon rekenen van een deel van de bevolking in de steden en op het Colombiaanse platteland. Pablo is zo iemand die de stedelijke beweging Martín Caballero in Bogotá steunde. Hij strijde 17 jaar lang in het geheim voor de guerrilla’s. Als we de twee jaar vrede meerekenen die net zijn verstreken, zelfs 19 jaar. “We steunden onder andere de kameraden die uit conflictgebieden of de bergen kwamen, en gaven inlichtingen over de ontwikkelingen in Bogotá.”
Zoals veel stedelijke activisten werd Pablo zich tijdens zijn studie voor het eerst bewust van zijn “zeer linkse” politieke overtuigingen. Zijn ideeën werden versterkt toen hij samen ging werken met de communistische jeugd in de hoofdstad. Daar kwam hij voor het eerst in contact met de guerrilla’s. “Ik ontdekte hun werk en idealen en ik vond mezelf in hun ideeën,” zegt hij. “Ze begonnen aan ieder van ons kleine taken te geven. Onze taken waren vooral operationeel. We gaven inlichten en adviezen, zoals: ga hier niet langs, er zijn te veel politieagenten in deze buurt. We bezorgden ze nep-ID’s en boden plaatsen waar ze konden verblijven terwijl ze in de in de stad waren. We boden logistieke ondersteuning.”
De idealen van de oude guerrilla, waar Pablo zo achter stond, zijn volgens hem nog steeds hetzelfde gebleven. “Wat we willen is aan de macht komen en het leven in het land veranderen met een nieuwe regering.” Voor Pablo bevindt de politiek in Colombia zich in een spiraal. “Dezelfde twee politieke families zijn al bijna 200 jaar aan de macht: de liberalen en de conservatieven. Wat wij willen is een Colombia voor de armen, voor degenen die het meest benadeeld zijn. Daarom hebben we onderhandeld over vertegenwoordigers in de Senaat en het Parlement”.
Ik wilde niet dat ze me in een zwarte zak zouden meenemen naar mijn familie en zeiden: uw zoon is een guerrillastrijder.
Actievoeren zonder de wapens op te pakken
Pablo wilde de guerrilla’s steunen, maar hij wilde niet deelnemen aan de gewapende strijd. “Er waren verschillende redenen waarom ik het niet deed. Ik dacht aan mijn professionele carrière en ik wist dat als ik zou vertrekken, ik daarna nooit meer zou kunnen doen wat ik wilde. Maar ik deed het vooral niet uit angst. Door naar de bergen te gaan en mij bij de guerrilla’s te voegen zou ik het risico nemen mijn leven te verliezen tijdens een gevecht met het leger of de paramilitairen. Ik wilde niet dat ze me in een zwarte zak zouden meenemen naar mijn familie en zeiden: uw zoon is een guerrillastrijder.”
Pablo’s familie steunt de guerrilla’s op geen enkele manier. Ze behoort tot de middenklasse en hij is opgegroeid in een conservatieve omgeving. “Ze zijn van mening dat de regeringen het voor het zeggen hebben. Dat dat nu eenmaal zo is. Ik ben het niet met ze eens. Ik heb een andere visie op sociale inclusie”. Pablo heeft 17 jaar lang voor zijn familie verborgen gehouden dat hij zich had aangesloten bij de guerrilla. Pas toen de nieuwe politieke partij begin september 2017 werd opgericht, vertelde hij hen zijn verhaal. “Het was een schok voor hen. Vooral voor mijn vader, die ontvoerd werd door de FARC en twee maanden lang gevangengehouden. Daarom haat hij ze. Voor hem is het onbegrijpelijk dat ik nog steeds mensen kan steunen die ons zoveel kwaad hebben gedaan.” Toen zijn vader gevangen werd genomen door de gewapende groep, was Pablo niet in staat om iets te doen. “Ik voelde me verraden door mijn groep.” Pablo, die deel uitmaakte van een stedelijke structuur, had geen controle over de situatie omdat hij geen direct contact had met de guerrillastrijders. “Mijn vader werd bevrijd door het Colombiaanse leger en de politie na een gevecht in het gebied waar hij werd vastgehouden. Dit was onder de regering van Alvaro Uribe. Mijn vader, die vroeger al voorstander was van deze man, steunt hem vandaag de dag met heel zijn hart en ziel. Hij zou zijn leven voor deze man geven.”
Hoewel hij bang was, moesten Pablo en de andere stadsmilities een militaire training ondergaan. “Het was voor het geval dat. In de guerrilla waren er twee soorten onderwijs: militair en politiek, en we moesten ook militaire training volgen, voor als we op een dag zouden moeten vechten. Het was een beetje als een driedaagse zomerschool, maar dan opgesloten in de bergen met de guerrilla’s.” Pablo zegt dat hij bang was voordat hij vertrok. Deze trainingen werden gehouden in FARC-kampen in de bergen, maar vooral ook tijdens de oorlog.
“Toen we daarheen gingen, was ik bang dat we aan aanraking zouden komen met het leger, of in een gevecht terecht zouden komen. Mijn hart was vervuld van angst. Tegelijkertijd geeft het je een adrenalinestoot en levenslust ”Hij heeft ook positieve herinneringen aan deze ervaring over gehouden. “Ik beleefde momenten die ik nooit zal vergeten: wandelen in de bergen, in militaire kleding, met mensen uit elke stad in Colombia.”
(Il)legaliteit
De stadsmilities van de voormalige guerrillastrijders gaven logistieke steun aan de strijders die stiekem naar de hoofdstad gingen. Informatie over vergaderingen en missies ging van mond-tot-mond. “Het was een baan bij de inlichtingendienst, het betrof gevoelige informatie. Alles werd geheimgehouden. De bijeenkomsten waren niet met alle activisten samen, maar alleen met de personen die betrokken waren bij een specifieke actie.” Eén van de technieken die werd toegepast om ervoor te zorgen dat er geen informatie over de missies kon worden gelekt, was de ‘individualisering van de rollen’. “Elke functie was individueel. Vaak wisten we niet wie wat deed, alleen wat we zelf moesten doen.” Volgens Pablo waren er veel activisten in de stedelijke structuren. Maar aangezien deze acties illegaal en geheim waren, is het zeer moeilijk om dit te verifiëren. Tijdens de oorlog – en ook nu nog – werd identificatie met links geassocieerd met de FARC en met het imago van de terroristische guerrilla.
Elke functie was individueel. Vaak wisten we niet wie wat deed, alleen wat we zelf moesten doen.
“We hoefden de mensen niet te vertellen: ‘Kijk, ik maak deel uit van deze groep’. Als we dat wel zouden doen, zouden ze alleen maar bang worden. Bovendien zouden we het risico hebben gelopen om te worden verraden. Dus we hebben het allemaal geheimgehouden. Het was een manier om te overleven. Het was beter dat niemand weet wat we aan het doen waren.”
Vandaag de dag zit Pablo nog steeds met dit geheim. Als staatsambtenaar weet hij dat hij zijn steun voor de nu legale FARC-partij niet kan uitspreken. “Ik heb me altijd gedeisd gehouden. Het zou moeilijk zijn voor mij om er openlijk over te praten, omdat het zou betekenen dat ik mijn baan kwijtraak en mijn inkomen kwijtraak.” Volgens hem mogen werk en politieke ideeën elkaar niet beïnvloeden. “Maar hé, we zijn in Colombia,” lacht hij. “Op het werk probeer ik er niet over te praten. Ik ben me er zeer van bewust dat je werk en politiek niet moet mengen. Er zijn er maar weinig die het weten. Zij zijn ver weg en dit zijn vrienden die samen met mij actief waren of zijn in de partij.”
Kritisch blijven
Nu de FARC-guerrilla zich heeft omgevormd tot een politieke partij, is de rol van Pablo veranderd. Hij werkt als een militant in een comuna.[1] In zijn comuna komen verschillende professionals samen: metgezellen, advocaten, militanten… Samen stellen ze ideeën voor aan de raad van bestuur van de partij. “Ik ben de politieke secretaris van mijn comuna. Mijn droom zou zijn om deel uit te maken van de raad van bestuur. Dat zou me deugd doen. Maar dan zou ik mijn werk kwijtraken en ik heb een baan nodig om te kunnen eten.” Zijn rol belet Pablo echter niet om een kritische houding aan te nemen ten aanzien van het functioneren van de jonge politieke partij. “We worden nu zelf kleine bureaucraten binnen de partij. Dat wat we voorheen bekritiseerden, zijn we nu zelf geworden.” De FARC-partij wil de Colombianen een ander politiek systeem bieden, maar om macht te krijgen en invloed te kunnen uitoefenen, moet zij zich ook aan dezelfde regels houden als de andere partijen. “We moeten ons aanpassen. Het is een risico dat we moeten nemen en dat nemen. Het is een beetje zoals de overgang van illegaliteit naar legaliteit van het beleid dat we eerst verdedigden. Veel mensen denken zoals ik.” Hij is kritisch over de politieke praktijken van de partij. “Laten we eerlijk zijn, sommige mensen horen erbij omdat ze vrienden, kinderen of familieleden zijn van iemand op hoog niveau. We missen onze idealen.”
[1] ‘La comuna’ is een gemeenschap die zich inzet voor de organisatie van de partij. Het is niet vergelijkbaar met de ‘communes/gemeentes’ in België.
We worden nu zelf kleine bureaucraten binnen de partij. Dat wat we voorheen bekritiseerden, zijn we nu zelf geworden.
Pablo is niet de enige die kritisch is. Zijn partij is verdeeld geraakt. Ter gelegenheid van het tweede FARC-congres in september 2018, werd een zeven pagina’s tellende brief met kritiek op de partijleiding en haar president Tymoshenko gepubliceerd, medeondertekend door een voormalige guerrillacommandant, Joaquim Gomez. Ivan Marquez, een voormalig strijder en vredesonderhandelaar in Havana, bekritiseerde ook de voormalige guerrilla en betreurde zijn naïviteit om de wapens neer te leggen nog voordat de overeenkomsten volledig waren ingevoerd. De belangrijkste politieke kracht die zich tegen de FARC verzet, de partij van president Ivan Duque, het Democratisch Centrum, die voorheen onder leiding stond van voormalig president Alvaro Uribe, spreekt van een partij ‘zonder ervaring of een duidelijk politiek project’.
Pablo is zich bewust van de inspanningen die de ex-guerrilla nog moet leveren om geaccepteerd te worden door de Colombiaanse samenleving. “Ik begrijp degenen die de FARC haten. Mijn vader inbegrepen, omdat ze hem pijn hebben gedaan. Ik kan hem niet vragen iets te vergeven wat hij niet kan vergeven.” Hij hoopt nog steeds dat de stigmatisering van veteranen zal stoppen.
“We zijn ook gewoon mensen. Men moet ons niet alleen maar zien als moordenaars.” Vandaag vecht hij voor het respect van de mensen, ongeacht hun politieke voorkeur. “Zolang we elkaar niet in de weg zitten, denk ik dat we in de politiek allemaal met elkaar overweg moet kunnen. Degenen die anders denken dan ik, hebben hun manier van denken en ik heb de mijne. Het belangrijkste is dat we elkaar geen pijn doen.” Een pacifistische visie voor een activist van een voormalige guerrillagroep die een oorlog voerde voor zijn idealen. Het kan ook één van de redenen zijn geweest dat hij nooit de wapens heeft opgenomen.
Voor Pablo is de prioriteit vandaag de dag om de bevolking te doen inzien dat de guerrilla’s niet de bron zijn van alle ellende in zijn land. “De echte problemen in Colombia zijn ongelijkheid, een gebrek aan kansen en vooral corruptie. Het laatste is een structureel probleem, niet alleen bij de overheid. Het is ook een structureel sociaal probleem. Het probleem zou niet langer moeten zijn: je bent een voormalige guerrilla, je hebt mensen vermoord.” Dus hij blijft werken met de FARC in de hoop dat hij op een dag de veranderingen in Colombia teweeg zal brengen waar de voormalige guerrilla al 54 jaar voor aan het vechten is.
Eva Seker is een jonge Belgische journaliste, afgestudeerd aan het IHECS
Afrika
Mozambique: klimaatonrechtvaardigheid
FOTO’S VAN MARION PÉHÉE
Op 14 maart 2019 werd Mozambique getroffen door een cycloon met een ongekende intensiteit: Idai. De stad Beira werd totaal verwoest. De lokale bevolking van Mozambique werd direct geconfronteerd met de verwoestende gevolgen van klimaatverandering. Deze rapportage toont een stad die verwoest is door de cycloon, die een grote impact heeft gehad op de landbouw en maritieme hulpbronnen van haar inwoners.
Op elke straathoek is het beeld van de gevolgen van de windstoten hetzelfde… Verwoeste huizen, afgescheurde daken. Aan de flessen, het papier en het plastic dat de grond vervuilt, werden palmen, hout en woeste takken toegevoegd. Sommige van de ontwortelde bomen zijn met geweld op de meest kwetsbare woningen terechtgekomen, waardoor er overal in de stad stapels metaalplaten en puin zijn achtergebleven. Door de verwoestingen van de cycloon Idai, die onder meer Beira, de op één na grootste stad van het land, trof, kwamen 603 mensen om. Naar schattig 1.5 miljoen mensen werden getroffen door de schade die het natuurgeweld aanrichtte.
Voor de burgemeester Daviz Simango, die in 2004 werd gekozen, was wat er gebeurde ‘de ergste ramp wereldwijd’. De stad wordt sindsdien vaak genoemd als de eerste stad die door de klimaatverandering is verwoest. “Het maakt me triest me te moeten zeggen dat Beira de geschiedenis zal ingaan als de eerste stad die volledig verwoest is door de klimaatverandering,” zei Graça Machel, de zeer gerespecteerde weduwe van Nelson Mandela en de ex-vrouw van Samora Machel, de eerste president van Mozambique.
In de overweldigende hitte loopt Joana Maria Juga beduusd door de verwoeste rijstvelden. Al sinds haar 30e is deze moeder van zeven kinderen rijstboerin. Door de cycloon raakte ze één hectare van de twee hectare rijst die ze bezat kwijt. Idai heeft ook het tinnen huis weggevaagd waar ze vroeger doordeweeks woonde om te werken. Gelegen in Ceramica-Ngupa, een paar kilometer van Beira, illustreert haar veld – gebarsten, droog en onbewoonbaar – nu het verontrustende beeld van de klimaatverandering.
Met een productie van ongeveer 7000 kg rijst per jaar kon ze, naast de verkoop, gemakkelijk haar grote familie voeden: “We hebben steeds meer problemen in verband met het klimaat, het is moeilijk om te weten wat er hierna gaat komen”, zegt ze, terwijl ze haar uitgedroogde land observeert.
Idai is niet de eerste cycloon die Mozambique treft, zoals Olivier Bousquet, Directeur Onderzoek van het MTES (Ministerie van Ecologische en Solidaire Transitie) en hoofd van het Interreg-V onderzoeksprogramma ´ReNovRisk-Cyclone´, opmerkt. “De cyclonen die de afgelopen jaren voorkwamen waren strikt genomen niet uitzonderlijk. In de afgelopen 20 jaar werd het land getroffen door 11 stormen en 8 cyclonen. Wat uitzonderlijk is aan de recentelijke cyclonen, is hun impact (met name in Idai).”
Naast deze cyclonen wordt het gebied regelmatig getroffen door droogte en overstromingen. In een land waar meer dan 80 procent van de bevolking voor haar levensonderhoud afhankelijk is van de landbouw, en 99 procent daarvan van kleinschalige landbouw, zijn deze klimaatrampen dramatisch. Miljoenen mensen komen in een situatie van voedselonzekerheid terecht. Op 14 maart 2019 werd 400.000 hectare landbouwgrond door de natuurramp verwoest.
Volgens het laatste IPCC-rapport zal de temperatuur van het water in de Straat Mozambique naar verwachting 1,5-2° stijgen, wat tot veel intensievere cyclonen zal leiden. In de context van deze rampzalige voorspellingen besloot Daviz Simango, leider van de MDM (Mozambikaanse Democratische Beweging) en oppositiekandidaat voor de presidentsverkiezingen van oktober 2019, actie te ondernemen. De burgemeester van Beira heeft de afgelopen 15 jaar de verschillende met verschillende factoren rekening gehouden, waarvan de geografische ligging de belangrijkste is: “Als kwetsbare stad wisten we dat het grootste gevaar het water is: van de regen en de zee, omdat de stad onder zeeniveau ligt.” In 2012 zal hij daarom beginnen met de aanleg van een drainagesysteem en een waterbassin, een project dat door de Wereldbank wordt gefinancierd voor een bedrag van 120 miljoen dollar. De structuren hebben hun waarde bewezen, zegt Daviz Simango trots. “Afgelopen januari, tijdens het regenseizoen, en ook onlangs nog, zorgde het systeem ervoor dat de stad niet overspoeld werd. Het werkte perfect. De afgelopen jaren hebben we er ook voor gezorgd dat de kusten en kustlijn beschermd blijven.” Hij zal nu het probleem van de harde wind gaan aanpakken. Begin mei 2019 kondigde de Wereldbank aan 350 miljoen euro te investeren in de opbouw van Mozambique.
Carlos Serra is de bekendste activist van het land. Hij is tevens jurist, universitair docent en nationaal directeur van het bureau juridische zaken van het ministerie van Landschap, Milieu en Plattelandsontwikkeling. “Na de noodfase als gevolg van orkaan Idai zal het nodig zijn om lessen te trekken die ons in staat stellen de gewenste veerkracht op te bouwen voor toekomstige extreme weersverschijnselen. Veel dingen moeten worden heroverwogen, en dit zou een historische kans kunnen zijn om fouten uit het verleden te corrigeren.” Deze sociale activist heeft zich ook publieke acties op touw gezet, waaronder de ‘strandopruimingsdagen’: de ‘Let’s do it’ beweging, ook wel bekend als de Operatie Caco, werd opgericht in 2015. “Het belangrijkste is het onderwijs. Als we niet een ander perspectief toepassen in het onderwijs, zal het land niet veranderen. Duurzaamheid zal dan nooit het motto zijn. Men zal altijd snel geld willen verdienen, zonder zich zorgen te maken over de gevolgen van het milieu en de sociale impact.”
Ook vele andere activisten houden zich al jaren bezig met deze kwesties. Zo ook Mélodie Ounda Meybi, directeur van de in 2009 opgerichte en door de Europese Unie gefinancierde vereniging AMOR (een Mozambikaanse recyclingvereniging). Ze organiseert opleidingen voor scholen om recycling te organiseren en promoten. In de afgelopen jaren heeft AMOR meer dan 30 recyclingprojecten opgezet, waarbij ongeveer 2.000 gemeenschappen en meer dan 40.000 kinderen betrokken waren. Ze organiseerde praktische activiteiten en meer theoretische of culturele sessies op basisscholen en middelbare scholen. “Het idee is om jongeren bewust te maken van het feit dat ze hun omgeving kunnen beïnvloeden.”, besluit Mélodie.
In haar kleine kantoor, met uitzicht op de zee in het centrum van Beira, werkt Bezura Maboza, een dynamische vrouw met een grote glimlach, bij de lokale vereniging: ASATE (Associacao Anjos Terrestres), die dezelfde insteek heeft. “Het land zit vol met grondstoffen, maar de mensen weten niet hoe ze die moeten uitbuiten.” Ze pleit voor het planten van bomen, vooral om de kusten te beschermen. Ze neemt geen blad voor de mond wanneer ze het milieubeleid van het land bekritiseert. “De regering handelt niet, ze onderneemt geen enkele actie, maar de middelen zijn niet onuitputtelijk.”
Sinds enkele jaren zijn er inspirerende initiatieven opgezet door verenigingen en milieuactivisten in Mozambique, terwijl de regering terughoudend is gebleven over deze kwesties. Sinds 1997 en de totstandkoming van een milieuwet is er weinig bereikt. In 2015 zal het ministerie van Milieu fuseren met het ministerie van Plattelandsontwikkeling in het ministerie van Landschap, Milieu en Plattelandsontwikkeling. Carlos Serra meent dat “sinds het vorige mandaat de kwestie van de plattelandsontwikkeling op de voorgrond is geplaatst vanwege de armoede in het land”. “De uitdagingen die dit met zich meebrengt zijn een prioriteit geworden, waarbij de milieuproblematiek buiten beschouwing wordt gelaten”, betreurt hij.
Het humanitaire kamp ‘Terra Prometida’, niet ver van Beira, werd in 2017 opgericht na de verwoestende overstromingen in de stad. Op dit moment bieden deze grote witte tenten onderdak aan ongeveer vijftig mensen, waaronder Joachim Gabriel Quinze en Zeca Silamo Jacane. Voor deze twee vissers herhaalt het rampscenario zich opnieuw. Nadat de cycloon toesloeg, verloren ze hun kleine huisje in het centrum van de stad en hun visuitrusting die hen in staat stelde om goed te leven en hun families van eten te voorzien. Ze zijn nu afhankelijk van humanitaire hulp om in hun behoeften te voorzien en geven de schuld aan de gasexploitatie voor de kust van het land. Volgens een rapport van mei 2019 van de NGO Friends of the Earth is er tussen 2005 en 2013 bijna 5.000 miljard m3 gas ontdekt voor de kust van Mozambique.
Het grootste infrastructuurproject om deze reserves te ontwikkelen en te exporteren, Total, wordt gevolgd door drie projecten in ontwikkeling – Coral South FLNG, Mozambique LNG en Rovuma LNG – die Mozambique in staat zouden kunnen stellen om vanaf 2024 jaarlijks 31,48 miljoen ton vloeibaar aardgas (LNG) te produceren, waarmee het land de zesde grootste exporteur van LNG ter wereld zou worden.
Justiça Ambiental (JA!) strijdt nog altijd tegen dit project dat dramatische gevolgen heeft voor de regio en haar inwoners. Daniel Ribeiro, technisch coördinator, redeneert: “Ons vermogen om veerkrachtig te zijn tegen klimaatverandering hangt af van de dichte bossen, mangroven, vegetatie, enz. die als een veiligheidsbarrière fungeren tegen het stijgende water, overstromingen en grote stormen. Dit ecosysteem biedt bescherming tegen de toekomstige klimaatverandering en fungeert als een natuurlijk absorptiesysteem. Dit project zal een grote negatieve impact hebben op het lokale milieu. De maagdelijke koraalrifgebieden, mangroven en zeegrasvelden, met inbegrip van bedreigde flora en fauna in de Quirimbas-archipel, een door de UNESCO geklasseerde biosfeer, zullen worden aangetast.”
Terwijl Mozambique, maar weinig broeikasgassen uitstoot (momenteel slechts 0.14% van de totale uitstoot wereldwijd) en, paradoxaal genoeg, streeft naar minder verbruik van kolen, zal dit percentage door deze drie project waarschijnlijk, toenemen, met name door de methaanuitstoot die veroorzaakt wordt door de gaswinning. Dit zal echter geen concrete verbeteringen met zich meebrengen voor de bevolking, want volgens het rapport van Friends of the Earth “zal het gas grotendeels vloeibaar worden gemaakt en vervolgens worden geëxporteerd naar andere landen, voornamelijk naar de Aziatische markt.”
Terwijl de binnenlandse hulpbronnen verder worden uitgeput en Mozambique, dat al sterk te lijden heeft onder de gevolgen van de opwarming van de aarde, verder verzwakt, zijn internationale ingrepen niet omvangrijk genoeg om de problemen aan te pakken. Dit terwijl economische en commerciële projecten blijven floreren ondanks een gezond menselijk verstand en de gevolgen voor het milieu.
Marion Péhée is opgeleid als kunstfotografe en specialiseerde zich tijdens een reis naar Oekraïne in fotoreportages. Na vijf jaar lang te hebben gewerkt in dit oorlogsgebied dat aanleiding gaf tot de reportage: ‘Oekraïne/5 jaar oorlog’, koos ze ervoor om naar Moldavië te gaan. Ook raakte ze geïnteresseerd in het lot van Rohingya-vrouwen die op de vlucht zijn voor de vervolging in Birma.
Sisters
FOTO’S VAN MORGANE WIRTZ
In het zuiden van Niger is Agadez een “tussenstop” geworden voor migranten. Voor deze reportage volgde Morgane Wirtz het dagelijks leven van vrouwen die als prostituee werken om hun reis naar Europa te kunnen financieren. De fotojournaliste portretteerde de vrouwen die aan hun lot worden overgelaten en gedwongen worden onder gevaarlijke omstandigheden te werken om een betere toekomst op te kunnen bouwen.
Morgane Wirtz vertelt in dit verslag over het leven van verschillende vrouwelijke prostituees in de stad Agadez, de belangrijkste stad van Niger, die vooral bekend staat als een tussenstop op de weg naar Europa. In haar werk vertelt de fotografe over de reis van sommige van deze vrouwen die gedwongen werden tot de prostitutie.
Omowumi kwam drie jaar geleden aan in Agadez, in het noorden van Niger. Voor haar is deze stad een tussenstop op weg naar Europa en later naar Canada. Om haar droom te realiseren legt ze geld opzij door als serveerster in bars te werken en door de financiële steun van verschillende mannen.
Zeynab stond op straat toen haar ouders omkwamen. Prostitutie was de enige manier waarop ze in haar levensonderhoud kon voorzien. Ze woont samen met zes andere Nigeriaanse prostituees van haar leeftijd. In dit bouwval zorgen ze voor elkaar. Zeynab droomt ervan om te trouwen, om een man te vinden die voor haar zal zorgen.
Isabella* is het slachtoffer van grote netwerken van vrouwenhandel die zich uitstrekken van Nigeria tot Rome, Parijs en Brussel. Een paar jaar geleden volgde ze een vrouw, een “madam”, die beloofde haar naar Europa te brengen. Maar voor haar stopte de reis in Agadez. Madam vroeg haar de kosten van de reis te vergoeden, meer dan 2.000 euro. Maandenlang werkte Isabella als prostituee om haar schuld af te betalen. Nu ze vrij is, blijft ze ermee doorgaan. Ze weet niet wat ze anders moet doen. Ze heeft geld nodig. Ze wil graag naar een ander land verhuizen of terug naar school.
Deze drie vrouwen wonen in dezelfde stad en doen hetzelfde vak, maar ze kennen elkaar niet. Door ze te volgen, ontdekken we verschillende realiteiten, verschillende buurten en verschillende gezichten van prostitutie in Agadez. Hun dagelijks leven is pijnlijk. Ze werken in gevaarlijke wijken en worden vaak blootgesteld aan verschillende soorten drugs. Maar ze vinden dat ze geen keus hebben. In deze stad aan de poorten van de Sahara is het verkopen van het lichaam niet alleen een manier om te overleven, maar ook om de oversteek van de woestijn en de Middellandse Zee te financieren alvorens Europa te bereiken.
* De voornaam is gewijzigd
Morgane Wirtz is een fotografe gevestigd in Agadez, Niger. Ze studeerde af aan het IHECS en de ULB in Brussel. Het Afrikaanse continent is haar favoriete terrein omdat ze daar in samenwerking met media als Le Point Afrique, AFP of Le Soir verschillende reportages heeft gemaakt.
Wat er over is van de wilde zielen
INTERVIEW MET EN FOTO’S VAN MÉLANIE WENGER
Door een dubbele verankering – in Kameroen en Zimbabwe – en door een drievoudige perspectief – die van de jager, stroper en ranger – dompelt “Wat er over is van de wilde zielen” je helemaal onder in het wild en de bush om te onthullen dat het behoud van de wilde dieren in Afrika niet alleen een milieukwestie is, maar dat er belangrijke economische belangen mee gemoeid zijn.
Is het nodig om vooraf te weten wat je wilt vertellen om een succesvolle reportage te kunnen maken? (Wordt het verhaal geconstrueerd op het terrein of bij de redactie)
Het wordt geconstrueerd op verschillende momenten, zelfs nog voordat ik me op het terrein bevindt moet ik veel onderzoek doen om te proberen de kwestie te begrijpen en een invalshoek te vinden om het verhaal te vertellen. In die zin begint het verhaal op dat moment. Dan volgt er de grote taak om ofwel alleen, ofwel met een artistiek directeur, de manier te bepalen waarop we het onderwerp zullen benaderen. En om erachter te komen hoe ik het verhaal ga vertellen, denk ik na over de situaties waarin ik mezelf zou kunnen plaatsen om dat visueel uit te drukken. Ik heb al een visueel verhaal geschreven zelfs voor ik in het veld ben geweest. Dat betekent niet dat ik het precies zo ga reproduceren, omdat de werkelijkheid nooit is zoals je verwacht, en gelukkig maar. Maar over het geheel genomen kan ik een complot maken, zodat ik niet naar een plaats ga en alles daar pas doe.
Ziet u uw tekst en foto’s als geheel, of hebben ze afzonderlijk ook waarde?
Mijn verhaal is een exclusief visueel verhaal. De tekst is niet noodzakelijkerwijs iets wat ik persoonlijk schrijf. Afhankelijk van de manier waarop ik mijn verhaal ga overbrengen, is er een kleine tekst of zelfs een tekst van iemand anders. Soms wordt mijn verhaal vergezeld door een ander geschreven verhaal over hetzelfde onderwerp. Mijn verhaal is uitsluitend visueel.
Fotojournalisten worden soms geconfronteerd met urgente situaties. Is het esthetische aspect op dat moment nog van belang?
De esthetische dimensie is meer instinctief dan formeel. Het telt niet op een manier die men zo zou kunnen begrijpen. Het is een samensmelting van dingen die in een specifieke situatie gebeuren. In noodgevallen is het echt een kwestie van instinct. Als we het willen hebben over het formele aspect zoals de kadrering of de vorm van het beeld: daar denken we op dat moment niet bij na.
Hoe vindt u de juiste balans tussen het esthetische en het journalistieke aspect van uw werk?
Dit is uiterst gecompliceerd. Het gebeurt niet op hetzelfde moment. De esthetische dimensie is, zoals ik al zei, instinctief, terwijl het journalistieke aspect voortkomt uit onderzoekswerk, ondervraging en nieuwsgierigheid ter plekke. Soms komt het heel gemakkelijk samen. Er is een tweede element van het antwoord op deze vraag: het moment waarop je het verhaal gaat editen. Soms volgen deze twee aspecten elkaar op. Bijvoorbeeld bij foto’s die extreem goed zijn, maar niet noodzakelijkerwijs een groot potentieel aan informatie hebben en vice versa. Sommige foto’s bieden zelfs een adempauze. Pas wanneer al deze soorten foto’s worden samengevoegd vormen zij echt een verhaal.
Voelt u zich op uw gemak bij alle onderwerpen waarvan u verslag doet? Hoe kiest u de onderwerpen uit waarvan u verslag doet?
Mijn manier van werken is veranderd. Ik weet niet of je het nog fotojournalistiek kunt noemen. Ik werk geheel onafhankelijk en bied vervolgens mijn verhalen aan de pers aan. Ik kies zelf de verhalen die ik wil vertellen. Mensen komen zelden naar me toe met een verhaal. Ik heb de keuze gemaakt om alleen de onderwerpen te kiezen die ik zelf graag wil behandelen. Ik werk alleen op deze manier.
Heeft het werk van de fotojournalist in deze tijd van democratisering van het beeld (aankoop van foto’s van amateurs, sociale netwerken etc.) nog altijd dezelfde waarde?
Ik denk dat het vandaag de dag alleen nog maar meer waarde heeft. Deze ‘democratisering’ van het beeld vindt plaats omdat het beeld nog nooit zo belangrijk is geweest in het leven van mensen. Er zijn veel beelden in omloop, wat voor ons een probleem is omdat het economische systeem moet veranderen. Het werkt niet meer met deze stortvloed van goedkope beelden. Maar ik denk niet dat beelden ooit zo waardevol zijn geweest. We pakken dit probleem niet op de juiste manier aan. De echte waarde van het beeld is nog steeds erg sterk. We moeten het gewoon een andere betekenis geven en ons aanpassen aan de manier waarop het werkt. De echte oplossing zou zijn om verschillende soorten beelden van elkaar te onderscheiden en kwaliteitsverhalen te maken. Lange verhalen om dieper op de onderwerpen in te gaan, in plaats van ons aan te passen aan de snelheid van de dingen en beelden te produceren die iedereen zelf met zijn mobiele telefoon kan maken. Je moet het tegenovergestelde doen om de waarde van de beelden te blijven behouden.
Wat is een “goed verhaal” of een “goed beeld”?
Dat is een moeilijke vraag. Een goed beeld is een beeld dat iets uitlokt bij de mensen die ernaar kijken en hen in staat stelt een eigen verbeelding op te roepen.
Als medeoprichter van het collectief Inland Stories werkt Mélanie Wenger regelmatig samen met National Geographic. Ze heeft al gewerkt voor internationale media zoals Le Figaro Magazine, Le Vif, VSD en Libération. Als een echte globetrotter is ze vooral geïnteresseerd in de migratieproblematiek en ze trok van Libië naar Malta en België. In 2020 wordt de reportage “Broke Silence” gepubliceerd, een project dat de verhalen van slachtoffers van seksueel geweld in de schijnwerpers zet.
Arabische werelden Midden-Oosten
Shebab
FOTO’S VAN VIRGINIE NGUYEN HOANG
Op 30 maart 2018 begon een deel van de bevolking in Gaza en beweging die de “mars van de terugkeer” wordt genoemd, verwijzend naar de terugkeer naar de gebieden op de Westelijke Jordaanoever die nu gecontroleerd worden door Israël. Met de reportage ‘Shebab’ brengt Virginie Ngyuen Hoang ons zo dicht mogelijk bij dit Palestijnse protest. Ze volgde een groep jonge Palestijnen, de ‘kouchouks’ wiens voornaamste missie is banden te verbranden om het zicht van de Israëlische sluipschutter te belemmeren.
Sinds 30 maart 2018, de dag dat de “de Grote Terugkeermars” beweging begon, verblijven verschillende jonge mannen, in het Arabisch bekend als de “shebabs”, in het Malaka kamp in Shejaiya (in het oosten van de Gazastrook). Vanuit daar protesteren ze en eisen ze hun recht op om terug te keren naar hun land van herkomst in Palestina. De beweging zou in eerste instantie eindigen op 15 mei 2018, de dag van de herdenking van de Nakba (de Palestijnse exodus van 1948), maar ze is nog steeds aan de gang. Het doel van de ‘shebabs’ is om de grens tussen Gaza en Israël over te steken. Dit is een eerste stap om hun uiteindelijke droom te kunnen realiseren: terugkeren naar hun vaderland.
Om dit doel te kunnen bereiken, organiseerden ze zich in verschillende groepen. Eén van de groepen neemt de leiding bij het verbranden van banden tijdens de demonstraties. Anderen zijn verantwoordelijk voor het maken van de vliegers met brandende kleren en bedekt met olie, die naar Israël worden gegooid. Nog anderen gooien stenen naar Israëlische soldaten.
Voor deze serie volgt Virginie Nguyen een groep shebabs genaamd “Koshouk” (“banden”). Hun missie is het verzamelen en in brand steken van banden om het zicht van Israëlische sluipschutters tijdens demonstraties en tijdens pogingen van demonstranten om de grens te bereiken te beperken. Waarom zijn ze bereid hun leven te riskeren? Wetende dat de Israëlische soldaten niet aarzelen om iemand neer te schieten die de grens nadert. Volgens één van de shebabs is het hun droom om weg te kunnen komen uit Gaza. “We hebben hier niets te verliezen. We kunnen geen werk vinden. We sterven hier langzaam in Gaza. We vragen alleen maar om onze rechten te respecteren. Dat is alles. En we zijn bereid om daarvoor te sterven. Sinds het begin van de beweging is er geen verdeeldheid meer onder het volk. We zijn verenigd in ons doel en we willen dat Israël en de internationale gemeenschap voor eens en altijd naar ons zullen luisteren”.
Als medeoprichter van het HUMA-collectief, doet Virginie Nguyen Hoang regelmatig verslag van verplaatsingen van bevolkingsgroepen, met een focus op de sociale uitsluiting die deze teweeg brengen. Ze deed verslag van het Israëlisch-Palestijnse conflict, met als doel het dagelijks leven van de bevolking in Gaza in beeld te brengen. In 2016 kreeg ze bij de “Mifa Prizes” de derde prijs voor haar reportage “Gaza, the aftermath”. Ze werkte voor internationale kranten en tijdschriften zoals The Washington Post, Wall Street Journal, De Standaard en Le Monde.
Libanon, een gefaald systeem?
ENN INTERVIEW MET SOFIA AMARA
Sinds 2019 zijn de straten van Beiroet nooit meer leeg geweest. Duizenden Libanese demonstranten bezetten de straten van de Libanese hoofdstad om een einde te eisen van een politiek systeem dat geplaagd wordt door corruptie en cliëntelisme. In dit interview legt Sofia Amara ons uit waarom de huidige politieke macht niet in staat is om de toekomstige economische problemen van het land aan te pakken en hoe Hezbollah de staat in een wurggreep houdt, waardoor het sociale contract tussen de Libanese staat en haar burgers verhinderd wordt.
U bent al 20 jaar verslaggeefster in Libanon. Verassen de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden sinds oktober 2019 u?
Ik denk dat iedereen verrast is door de gebeurtenissen. Sinds het einde van de burgeroorlog in het begin van de jaren negentig leek er een soort vloek te bestaan die Libanon om verschillende redenen belette zich volledig te herstellen. Ten eerste omdat het land niet in staat is zich te ontdoen van alle regionale invloeden. Ten tweede omdat Libanon zich niet heeft ontdaan van het confessionalisme; mensen worden sterk beïnvloed door hun gemeenschapsleiders omdat het burgerschap niet georganiseerd is van de burger naar de staat.
In deze context waren de protesten die sinds 17 oktober 2019 plaatsvonden absoluut verassend. De directe aanleiding van de protesten vormde een belasting op WhatsApp communicatie, die normaal gesproken gratis is, die de woede van de Libanezen opwekte. Het is geweldig om deze bevolking geheel verenigd te zien zonder dat ze bang is voor een dreigende burgeroorlog die door de krijgsheren wordt uitgevochten om hun gezag en controle over de gemeenschappen te behouden. Mensen van alle geloofsovertuigingen en geslachten kwamen samen. Ze lieten hun politieke overtuiging varen om met één stem te zeggen: “We willen dit hele systeem niet meer”. Het was de nieuwe generatie die die deze boodschap uitdroeg. Misschien heeft het na de burgeroorlog één of twee generaties geduurd voordat de Libanezen dat de multiculturaliteit binnen de samenleving waardeerden en verrijking van sommige krijgsheren die al sinds 1995 aan de macht zijn in twijfel trokken. De Libanezen willen de geloofsovertuigingen en gemeenschappen overstijgen. Ze willen dezelfde rechten hebben. Ook al is hun quotasysteem (elke gemeenschap is vertegenwoordigd in de grondwet red.) zeer goed. Dit is wat Libanon bijzonder maakt in de Arabische wereld.
Kunnen we stellen dat deze beweging echt massaal is en voortbouwt op de bouwstenen van de “Arabische lente”?
Nee, het is niet massaal. Men moet erkennen dat een aanzienlijk deel van de Libanese bevolking tegen deze beweging is. Hezbollah heeft een sterke populaire basis die dit protest afwijst. De beweging is gedemoniseerd door haar leider Hassan Nasrallah, die de “revolutionaire” demonstranten ervan beschuldigde geleid te worden vanuit het buitenland. Dan zijn er nog de aanhangers van de president van de Republiek, een bondgenoot van Hezbollah, die tegen de protestacties zijn omdat de demonstranten eisen dat het regime, inclusief de president, aftreedt. Toch gingen er soms tot wel honderdduizenden Libanezen de straat op om te protesteren tegen het systeem.
Wat betreft de vergelijking met de Arabische lente: Libanon heeft al een Arabische Lente meegemaakt in 2005. Op dat moment werd premier Rafik Harriri vermoord. Daarna gingen de Libanezen de straat op om het vertrek te eisen van de Syrische troepen die het democratische systeem van Libanon hadden ondermijnd. De Syriërs hadden alle macht in Libanon: ze hadden de president van de Republiek benoemd en de vrijheid van meningsuiting ingeperkt. Dat was de Libanese lente. Vandaag de dag eist de beweging geen vrijheden op, maar een verandering van het sociale contract in Libanon.
In het Westen bergrijpen we niet altijd wat Hezbollah is. Is het een partij, een “staat binnen een staat”, een gewapende organisatie?
Het is een politieke partij met een militaire vleugel. Hezbollah ontstond in het begin van de jaren ’80. In die tijd was Libanon in een burgeroorlog verwikkeld en werd in Iran de Sjah vervangen door een theocratie. Sindsdien tracht Iran haar revolutionaire model te exporteren. Deze strategie werd geïllustreerd door de oprichting van Hezbollah. Het is een instrument van Iran in het Midden-Oosten. De keuze viel op Libanon omdat dat land altijd een gunstig terrein is geweest om de oorlog van anderen uit te vechten.
Vanuit Libanon werd Hezbollah actief in Syrië, Irak, Jemen, Afrika en het zuiden van Marokko met de Polisario. Tijdens de Israëlische bezetting van Libanon was Hezbollah een verzetsbeweging. In die tijd was ze legitiem omdat ze handelde tegen een gewapende bezetting op soeverein grondgebied. Daarna had ze geen bestaansrecht meer, ook al gebruikte Hezbollah bedreigingen als excuus om zijn arsenaal in stand te houden en veilig te stellen. Deze kwestie verdeelt de Libanezen. Sommige van hen vinden dat ze klaar moeten zijn voor een nieuwe strijd tegen Israël, terwijl een ander deel van de Libanese bevolking van mening is dat het geen nut meer heeft om voorbereid te zijn op een conflict met Israël. Ook moet daaraan worden toegevoegd dat een deel van de Libanese bevolking nog steeds boos is op Hezbollah omdat deze zijn arsenaal tegen de eigen bevolking heeft gekeerd, met name in 2007/2008, toen ze ontevreden was over een regeringsbesluit. Volgens dit deel van de Libanese bevolking moeten alle wapens worden teruggegeven aan het leger, dat, onder leiding van een staatshoofd als enige het recht heeft om te beslissen over oorlog en vrede.
Wanneer men Libanezen van verschillende geloofsovertuigingen spreekt, komt er steeds één woord terug: “corruptie.” Is het onderliggend probleem in Libanon de corruptie en de sterke ongelijkheden in het land?
Er is een opmerkelijke vastberadenheid van de kant van de demonstranten om een einde te maken aan een systeem dat niet meer werkt. Als waarnemer vind ik dat ze niet genoeg vastberadenheid tonen om de leiders te laten afzien van de geesten van het verleden en de oorlog. Er zijn twee totaal verschillende visies op Libanon: een ervan is volledig archaïsch, en dat is de visie van de leiders die denken dat regeringen van nationale eenheid nodig zijn. Een oplossing die naar mijn mening niet werkt, want als iedereen in de regering zit, wie controleert deze dan? Wie doet het werk van de oppositie? Partijen moeten leren om gescheiden te zijn. Voor mij is het de nationale eenheid die de democratie heeft gedood en de corruptie heeft vergemakkelijkt. Corruptie houdt ook verband met de wurggreep van Hezbollah op de Libanese samenleving en haar invloed op havens, luchthavens, enz. Er is ook de kwestie van de nepfuncties die worden gedeeld met de andere Libanese sjiitische beweging, de Amal-partij, waarvan de leider de voorzitter van het Parlement is. Dit alles moet worden veranderd voordat corruptie kan worden uitgeroeid.
De situatie in Libanon wordt gekenmerkt door vrij sombere economische vooruitzichten en angst voor de alsmaar toenemende schuld. Is dit een angst die je deelt?
Ik denk dat de vraag niet echt in die termen opkomt. Het is waar dat Libanon een enorme schuld heeft die 150% van het BBP vertegenwoordigt, maar dat is niet het probleem. Vanaf 17 oktober 2019 waren de banken wekenlang gesloten, wat de spaarders grote zorgen baarde. Toen ze weer opengingen, stonden ze de rekeninghouders toe om slechts $400 per week op te nemen, en op dit moment is dit nog maar $100 of $150. Dit is onaanvaardbaar vanuit een ethisch oogpunt. Daarnaast is er door het verbod op bankoverschrijvingen en een ernstig tekort aan vreemde valuta. Verschillende onderzoekers beweren dat de Libanese staat geld heeft geleend van banken en dat de gebruikelijke bronnen van vreemde valuta zijn opgedroogd. Het geld van de rekeninghouders zou zijn verdwenen. Vandaag de dag wordt gezegd dat het twee of drie jaar zou duren om terug te keren naar de vroegere economische situatie. Er bestaat een groot risico dat rekeninghouders met vreemde valuta hun deposito’s in lokale valuta terugkrijgen, wat tot een aanzienlijke devaluatie zou kunnen leiden.
In deze situatie lijkt de nieuwe regering geen nieuwe inkomsten te hebben…
Geen enkele. Deze nieuwe regering heeft een begroting goedgekeurd die door de regering is gevalideerd en die door de demonstranten is neergehaald. Die begroting is vastgesteld op basis van informatie en middelen die niet meer bestaan. Dit bewijst dat het geen regering van experts is, in tegenstelling tot wat men zegt. Deze nieuwe regering wordt ervan beschuldigd te bestaan uit mensen die “huurmoordenaars” worden genoemd, dat wil zeggen: adviseurs van verschillende politici die de staat niet meer wil. Ik denk dat de Libanezen vandaag de dag niet meer de luxe hebben om zich deze vragen te stellen. Om dit land te veranderen, moet er een regering worden ingehuldigd die bestaat uit deskundigen die volstrekt ethisch onberispelijk zijn en over voldoende middelen beschikken om vandaag een hervormingsplan voor te stellen dat kan voorkomen dat het land economisch ineenstort. Dit plan moet moedig en geloofwaardig zijn, zodat de donoren vreemde valuta in de Libanese economie kunnen injecteren. Tot op heden zien we het begin ervan niet, de urgentie lijkt niet te zijn begrepen en de ministers hebben niet het kaliber om een dergelijk plan te presenteren.
U heeft het over de overheid die een budget opstelt op basis van verouderde cijfers. Een andere schaduw die boven de Libanese economie hangt, is de internationale hulp die lijkt op te drogen, of die nu uit het Westen komt of uit de Golf.
Het is duidelijk dat Libanon een land is dat afhankelijk is van westerse hulp, van de hulp uit de Golflanden en van zijn diaspora. In 2008 klaagden de Libanese banken zelfs over het te beheren overschot aan middelen. En het leek goed te gaan in het land, in tegenstelling tot de vrees die de afgelopen 30-40 jaar bestond. Nu wil het Westen het bewijs dat de hulp aan de Libanese economie goed wordt gebruikt. Bovendien voedde de diaspora eind 2008 de Libanese banken. Nu doet ze dat niet meer. Tot slot willen de Golflanden, die geen voorwaarden stelden voor hun investeringen, hun geld niet langer weggeven of in Libanon achterlaten. De reden hiervoor is dat Mohamed Ben Salman en de Saudis nu van mening zijn dat Libanon definitief een verloren geval is en dat het één van de landen is waar Iran stevig de touwtjes in handen heeft, vanwege het beleid van Hezbollah. Bij de laatste bijeenkomst van de donorlanden aan de Quai d’Orsay was Saoedi-Arabië niet eens aanwezig. Dit is een sterk teken dat ze Libanon in de steek hebben gelaten.
Ondanks deze economische context is de politieke klasse helemaal niet hervormd. Kunnen we ons een transformatie van het landschap voorstellen door de opkomst van trans-religieuze partijen, die de verdeeldheid van het land zou overstijgen?
Dat is niet iets wat op korte termijn zou kunnen gebeuren, maar dat is volgens mij niet het probleem. Vandaag de dag is de president van de Republiek een Christen en toch is hij degene die Hezbollah beschermt. Wie heeft deze christelijke president opgedrongen? Dit was Hezbollah. Het probleem overstijgt nu al de gemeenschappen. Twee jaar lang was er een machtsvacuüm omdat Hezbollah besloot dat het Michel Aou zou zijn, of niemand anders. De Libanezen die de straat op gaan zijn erin geslaagd om zich te ontdoen van hun geloofsovertuiging, terwijl de politieke partijen de corruptie aanwakkeren uit angst voor een nieuwe oorlog.
Een ander groot probleem is de aanwezigheid van honderdduizenden Syriërs. Is hun aanwezigheid een last voor de Libanese economie binnen de context van deze crisis?
De Syriërs zijn hier al sinds 2011/2012 en ze zijn hier tot grote tevredenheid van de internationale gemeenschap opgevangen, die maar al te blij is dat ze hier blijven. Libanon is een land met enkele miljoenen inwoners dat meer dan een miljoen vluchtelingen heeft opgenomen. Een enorm aantal. Het is niet te vergelijken met Turkije, dat een machtig, rijk en solide land is, of Jordanië, dat de vluchtelingen in kampen heeft gehouden. De Syriërs hebben in Libanon geen recht op sociale diensten; de Libanezen hebben in feite zelf slechts toegang tot zeer weinig diensten van de overheid.
Is er enige wrok in Libanon over deze situatie?
Absoluut. Er is sprake geweest van racisme jegens de Syriërs, zoals er ook sprake is geweest van racisme jegens de Palestijnen. Syriërs worden beschouwd als anders dan de Libanezen. Racisme is zeker aanwezig, maar er zijn ook veel Libanezen die zich hebben gemobiliseerd om de vluchtelingen te helpen.
En wrok jegens het Westen?
Het is een discours dat werd gevoerd door politici die ten gevolge van de demonstraties zijn gevallen. Er bestaat inderdaad wrok tegen het Westen omdat het niet te hulp schoot en omdat het lessen heeft gegeven in democratie en gastvrijheid ten opzichte van ontheemde bevolkingsgroepen. Dit is begrijpelijk omdat Libanon niet in staat is om een vijfde van zijn bevolking op te nemen, niet om racistische redenen maar om wiskundige redenen.
Sofia Amara is een toonaangevende verslaggeefster en Midden-Oosten-specialist, gevestigd in Beiroet. Ze produceert ook documentaires en is met name geïnteresseerd in de gevolgen van de opkomst van de Islamitische Staat in Syrië en in de wereld in het algemeen. Voor het documentaire “Syrie, l’enfer de la répression” ontving ze in 2011 de Prix Jean-Louis Calderon.
Azië Oceanië
Rohingya’s in Myanmar
FOTO’S FAN VÉRONIQUE DE VIGUERIE
De Rohingya’s vormen een minderheid in het Westen van Myanmar. Sinds het einde van de 19e wordt zij onderdrukt door de boeddhistische meerderheid. In 1982 werd deze discriminatie door een wet geïnstitutionaliseerd, toen de Rohingya’s hun recht op de Birmese nationaliteit en daarmee hun burgerrechten verloren en er een situatie ontstond die voldeed aan alle criteria van de wettelijke definitie van apartheid. In de loop van de 20e eeuw werden duizenden Rohingya’s door verschillende geweldsuitspattingen (1948, 1962…) gedwongen de grens over te vluchten met Bangladesh.
In 2016 namen de spanningen weer toe. In het kader van de vervolgingen richten de Rohingya’s gewapende groepen op die aanvallen op de grensovergangen organiseerden. Dit lokte een zeer gewelddadige reactie uit van het Birmanese leger, een reactie die gepaard ging met verschillende misstanden en leidde tot de vlucht van tienduizenden vluchtelingen.
In augustus 2017 leidden andere aanvallen op verschillende Birmese grensposten door Rohingya-groepen tot tiendallen doden en uiterst wrede vergeldingsacties. Een groot aantal dorpen werd in brand gestoken en er vonden massamoorden, verkrachtingen en martelingen plaats, door de VN in een rapport omschreven als ‘nauwelijks denkbaar’. Door het geweld vluchtten in een paar dagen tijd bijna 100.000 mensen naar Bangladesh. Ze kwamen terecht in enorme kampen zonder voorzieningen.
Eind 2017 waren er tussen 600.000 en één miljoen Rohingya’s de grens over gevlucht, zonder de hoop te hebben ooit nog terug te keren.
Véronique de Viguerie is een Franse fotografe. Nadat ze haar rechtendiploma had behaald, studeerde ze fotojournalistiek in Engeland. Na drie jaar in Afghanistan te hebben doorgebracht, werkte ze al fotografe over de hele wereld: van Irak tot Somalië, Libanon, Kasjmir, Algerije en Syrië. Haar werk werd met name tentoongesteld op het Visa pour l’Image festival in Parijs en Perpignan en op het Scoop Festival in Angers. In 2006 publiceerde ze haar eerste boek Afghanistan, Regards Croisés met Marie Bourreau, daarna Carnets de reportages du XXIème siècle in 2011, en in 2015 Profession: Reporter met Manon Quérouil Brune
Waste pickers
EEN INTERVIEW MET EEN FOTO’S VAN LIZA VAN DER STOCK
Afvalophalers spelen een essentiële rol in grote steden zoals Mumbai. Iedere dag struinen duizenden van hen de straten en dumpsites af om afval te recycleren dat door anderen geproduceerd is. Ze vervullen en rol die de staat, wegens een gebrek aan bereidheid en middelen, niet kan vervullen. Hoewel hun rol essentieel is, worden afvalophalers in India veel gestigmatiseerd en ze moeten vaak vechten voor hun rechten. Met deze serie zet Liza Van der Stock deze sterke vrouwen en hun ongelooflijke en inspirerende verhalen in de kijker.
Is het vertellen van verhalen onderdeel van creatie? Zo ja, hoe bouw je een verhaal op?
Voor mij is het visueel vertellen van verhalen cruciaal. Ik kan niet zonder. Mijn werk draait niet alleen maar om mooie foto’s maken. Het verhaal is belangrijk. Ik ga altijd uit van de verhalen van de mensen met wie ik samenwerk. Als ik een nieuw project begin, probeer ik geen vooropgezet verhaal in mijn hoofd te hebben. Anders ga je alleen maar op zoek naar de elementen die verhaal bevestigen. Ik ga niet voor die benadering. Ik probeer altijd open en ontvankelijk te zijn voor andere aspecten waar ik niet noodzakelijkerwijs aan gedacht heb.
Bouwen uw teksten en foto’s voort op hetzelfde verhaal? Is uw tekst een inleiding op uw foto’s, of zijn het afzonderlijke entiteiten?
In mijn werk gaan die twee hand in hand: de meeste van mijn teksten bevatten de woorden van de mensen op mijn foto’s (uittreksels uit interviews of gesprekken die we hebben gevoerd). Ik gebruik ze om mijn fotografisch werk te contextualiseren, omdat ik denk dat ze betekenisvoller zijn dan een eenvoudig beschrijvend bijschrift. Mijn inleiding staat me toe het werk in te kaderen zodat de lezer zich een precies beeld kan vormen van de context waarin de foto’s gemaakt zijn (wanneer een foto werd genomen, binnen welke context etc.). Om een breder perspectief te scheppen, is de tekst belangrijk, maar niet essentieel om de emoties en gevoelens van de fotograaf te kunnen begrijpen.
Om een breder perspectief te geven, is het duidelijk dat tekst belangrijk is, maar het is niet nodig om de emoties en gevoelens van de fotograaf te begrijpen. Persoonlijk wil ik dat mijn beelden worden begrepen zonder de tekst.
Fotojournalisten werken vaak onder grote druk of komen in moeilijke situaties terecht. Is het esthetische aspect van de beelden nog steeds belangrijk op deze momenten?
Ik beschouw mezelf stikt genomen niet als een fotojournalist. De documentaire Waste Pickers was een persoonlijk initiatief. Ik heb met deze gemeenschap in aanraking gekomen door mijn persoonlijke interesse in het thema afvalverwerking. Ik heb artikelen gelezen over het belang van de afvalverwerkersgemeenschap, die geen maatschappelijke erkenning krijgt voor het werk dat zij dagelijks verricht. Deze documentaire was niet in opdracht, want ik werk als zelfstandige.
Ik doe een scriptie in de fotografie, wat me de mogelijkheid geeft om mijn eigen onderwerpen te kiezen, zodat ik nooit gehaast ben. Ik werk het liefst op deze manier, waarbij ik de tijd neem om de naar verhalen van de mensen die ik ontmoet te luisteren en de situatie te begrijpen voordat ik ga fotograferen. Ik kan me voorstellen hoe moeilijk het is om als fotojournalist te werken, je krijgt een onderwerp toebedeeld en moet de opdracht binnen een paar dagen afronden. Je kunt alleen oppervlakkige foto’s maken omdat je geen tijd hebt om de dynamiek in de situatie te begrijpen. Daarom ben ik blij dat ik de luxe heb om de tijd te nemen, en ik denk dat je dat in mijn werk kunt zien. Het is niet iets wat overhaast is gedaan, maar een project waaraan ik langere tijd heb gewerkt.
Hoe vind je een evenwicht tussen het artistieke en het journalistieke deel van je werk?
Ik denk dat de twee aspecten elkaar aanvullen, maar de een moet niet de overhand nemen over de ander. Zoals ik al zei, ik beschouw mezelf niet als een journalist. Ik werk niet alleen met gemeenschappen om verslag uit te brengen van een bepaalde situatie. Het is meer een nauwe samenwerking die maanden kan duren. Mijn werk is niet alleen fotografisch, maar kan ook video en andere vormen van artistieke samenwerkingen omvatten. Ik probeer een band te creëren met de gemeenschappen waarmee ik werk. Het artistieke aspect is uiteraard cruciaal, en het evenwicht tussen de twee komt heel natuurlijk. Ook al heb ik plannen voordat ik aan een nieuw project begin, als ik eenmaal in het veld ben, werk ik vanuit de input die ik van de gemeenschap krijg. Daarom denk ik dat het belangrijk is om ze tussentijds mijn werk te laten zien om me een ander perspectief te geven. Zo heb ik voor één van mijn projecten lokale tentoonstellingen georganiseerd om het delen van meningen aan te moedigen.
Hoe kiest u de onderwerpen die u fotografeert? Of waarom accepteert of weigert u bepaalde bestellingen?
Ik werk als freelancer. Dit stelt mij in staat om mijn eigen onderwerpen te kiezen en de mogelijkheid te hebben om niet in te gaan op opdrachten van kranten en tijdschriften. Ik heb altijd geprobeerd de aandacht te vestigen op de verhalen van gemeenschappen of mensen die in de marge van de samenleving leven, zoals minderheden, waarvan de verhalen vaak worden verwaarloosd en gestigmatiseerd. Afvalverwerkers worden ernstig gediscrimineerd en krijgen niet het respect dat ze verdienen. De transgendergemeenschap in India is ook een sterk gestigmatiseerde groep. Ik probeer te werken met mensen die geen deel uitmaken van de reguliere samenleving. Voor mijn toekomstige projecten zal ik proberen me te concentreren op de milieuproblematiek. Ik heb sinds mijn werk met de afvalverwerkers een bijzondere belangstelling voor deze kwesties ontwikkeld. Het is echt een cruciaal onderwerp geworden en steeds meer mensen begrijpen het belang ervan voor een meer verantwoorde levensstijl. In dit opzicht denk ik dat ik een rol kan spelen door middel van mijn fotografisch werk.
Heeft het werk van de fotograaf in deze tijd van democratisering van het beeld (aankoop van foto’s van amateurs, sociale netwerken etc.) nog altijd dezelfde waarde?
Het is waar dat de dingen zijn veranderd. Het is niet langer aan de fotograaf om de wereld te laten zien of om licht te werpen op wat er overal ter wereld gebeurt. Met de komst van smartphones en sociale netwerken is iedereen fotograaf. Maar aan de andere kant denk ik dat de fotograaf nog steeds een bijzonder blik heeft, omdat er onderzoek en storytelling bij komt kijken. Je kunt een fotograaf niet vergelijken met iemand die gewoon foto’s maakt met zijn telefoon, ook al maken sommige mensen geweldige foto’s. Men moet zich ervan bewust zijn dat de rol van de fotograaf totaal is veranderd. We moeten onszelf opnieuw uitvinden, zodat we niet alleen maar feiten tonen, maar ook meer context bieden.
Wat is een goed verhaal of een goed beeld? Wanneer bent u tevreden?
Allereerst ben ik tevreden met een project als mijn foto’s een verhaal vertellen, een emotie overbrengen en een interesse opwekken waardoor mensen de tekst lezen en geïnteresseerd raken in het onderwerp. Het belangrijkste is dat mensen naar mijn werk kijken en iets voelen. Ten tweede ben ik blij als mensen met wie ik heb samengewerkt zich herkennen in mijn foto’s en het gevoel hebben dat ik een speciale blik heb geworpen op hun gemeenschap.
Liza Van der Stock is een jonge Antwerpse fotografe. Ze studeerde af in sociologie aan de Universiteit Gent en Fotografie aan de Kask. Ze houdt van actie, dialoog en nabijheid. Of ze nu sekswerkers Tanzania, afvalverzamelaars in Mumbai of pornofilmmakers in Vlaanderen fotografeert, haar foto’s stralen een zachtheid uit en creëren een directe link tussen de kijker en het onderwerp. In 2014 ontving ze de “Freedom of Love Award” en in 2015 behaalde ze de derde plaats op de Sony World Photography Awards.
Oeigoeren, een gevangen volk?
EEN INTERVIEW MET VANESSA FRANGVILLE
In 2019 kwam door de gelekte documenten van de Chinese Communistische Partij, gepubliceerd door de New York Times, de verschrikkelijke situatie van de Oeigoeren aan het licht. In deze Islamitische regio in het noordwesten van China zitten naar verluidt bijna één miljoen Oeigoeren opgesloten in zogenaamde “heropvoedingskampen”. In dit interview praat Vanessa Frangville over het repressieve beleid, geworteld in een grotere surveillancecampagne.
De Oeigoeren, een Islamitische minderheidsgroep in West-China, worden achter gesloten deuren hevig onderdrukt. Zelfs al zijn er documenten gelekt over de actuele situatie, weten we eigenlijk wel wat er precies gaande is?
Om te beginnen moeten we begrijpen dat de regio waar de meerderheid van de Oeigoerse bevolking woont in 1949 door China werd bezet. Er is altijd een sterke band geweest tussen China en dit gebied, dat bestaat uit verschillende koninkrijken. Desalniettemin zijn de territoriale overheersing, de controle over hulpbronnen, zowel menselijke als natuurlijk hulpbronnen en de administratieve overheersing relatief recentelijk.
In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw waren er twee onafhankelijke republieken die Oost-Turkestan heetten. De term “Xinjiang” betekent in het Chinees “nieuwe grens”. Het is een bezet gebied met een echt nederzettingenbeleid. Vanuit het binnenland van China worden massaal mensen naar het gebied gestuurd die zich in de regio vestigen en de winning van grondstoffen overnemen. Het is belangrijk om erop te wijzen dat dat het een volk is dat onderdrukt wordt op zijn eigen grondgebied.
De bevolking staat onder nauwlettend toezicht van de Chinese staat, met name sinds het einde van de Culturele Revolutie in de jaren tachtig. Tot dan toe stelde een zekere laksheid in het beleid de Oeigoeren in staat om hun eigen literatuur te produceren en onderzoek te doen naar hun eigen cultuur. Er zijn zelfs enkele Oeigoerse nationalistische bewegingen geweest die geprobeerd hebben de geschiedenis van hun volk te belichten, in tegenstelling tot de officiële Chinese geschiedschrijving, die benadrukt dat deze regio altijd al tot China heeft behoord. Dat is natuurlijk niet het geval, want dit volk is Turkstalig en overwegend Islamitisch, ook al zijn ze niet allemaal moslim en zijn er ook christelijke en atheïstische gemeenschappen. Ze hebben een sterke identiteit en claimen in theorie erkend te zijn door de Chinese grondwet, die de rechten van minderheden en hun culturen beschermt.
Is het ook door de strategische ligging van de regio dat deze onder drukt is komen te staan van Peking?
Het Oeigoerse volk wordt vervolgd omdat het een belangrijk gebied in het hedendaagse China bezet houdt. Het is een gebied aan de grens van alle “stans” – Kazachstan, Turkmenistan, etc. – landen die relatief recent zijn ontstaan.
In dit deel van China zijn er niet alleen Oeigoeren, maar ook andere minderheden die na de val van de Sovjet-Unie een onafhankelijk gebied kregen. Zo migreerden de Kazachen naar Kazachstan. Er waren vele bevolkingsverplaatsingen, maar de Oeigoeren kregen geen “Oeigoerstan”. Er heerst angst onder de Chinezen dat ze een uiterst belangrijk gebied verliezen en dat andere minderheden hierdoor geïnspireerd zouden raken.
Bovendien is het een buffergebied ten opzichte van Rusland of India, dat aan zeer omstreden grenzen ligt. Als je geen bevolking meer hebt die trouw en loyaal aan je is, brengt dat Peking in gevaar.
En de regio is ook in economisch opzicht zeer belangrijk?
Het is inderdaad een regio die essentieel is voor alle nieuwe Chinese “zijderoutes”, waarvan alle drie de beginpunten in deze regio liggen. Het is dus van belang om de stabiliteit in deze regio, die rijk is aan minerale hulpbronnen (gas, olie, enz.) te handhaven. Het probleem voor Peking is dat de bevolking die in het gebied leeft niet loyaal is. De Oeigoeren hebben steeds meer moeite met de massale komst van de Han-Chinezen, aan wie Peking ter plekke banen toevertrouwt (soms zelfs wanneer de Han-bevolking lager gediplomeerd is).
Het beleid dat vanuit de hoofdstad wordt gevoerd, dat vereist dat een op brute wijze onderdrukte bevolking zich op één lijn stelt met het ‘centrum’ ruim 4000 kilometer verderop, leidt tot toenemende spanningen.
De bijzondere religieuze situatie in de regio draagt zeker ook bij aan spanningen met het ‘centrum’?
Het feit dat de Oeigoeren moslims zijn, is een factor die door China bewust wordt benadrukt. In de huidige islamofobe context kan de Chinese staat zijn repressieve beleid rechtvaardigen door het argument van de strijd tegen het terrorisme aan te halen.
De terroristische dreiging, is dit fictie of de realiteit in de regio?
De Chinese staat heeft ongeveer 100 incidenten opgesomd die kunnen worden toegeschreven aan terrorisme door de Oeigoeren, maar onderzoekers zijn het erover eens dat er in werkelijkheid slechts tussen 3 en 10 incidenten zijn geweest. China speelt met de vaagheid rond de term “terrorisme” om aan te tonen dat het land door dit fenomeen wordt getroffen. Hoewel er vormen van radicalisme zijn ontstaan, zijn deze in de eerste plaats het gevolg van sociaaleconomische problemen. Deze herbevestiging van identiteiten komt bij sommige mensen tot uitdrukking in de Islam, terwijl het bij andere mensen de vorm kan aannemen van het omarmen van literatuur die de Oeigoerse geschiedenis hervertelt. De radicaliseringsbeweging is gemakkelijker te traceren omdat ze inspeelt op internationale trends.
Is het huidige Chinese beleid gefundeerd op Islamofobie?
Sinds 2009 hebben we op Chinese fora een forse stijging van Islamofobie vastgesteld. Er zijn zeer sterke stereotypen die gevoed worden door de media, het onderwijs, de onwetendheid en de angst. Het is moeilijk om steun te vinden onder een bevolking die gehersenspoeld is. De weinige Han-Chinezen die zich durven uit te spreken tegen het gebruikelijke kader, zitten ook in de kampen, zitten in de gevangenis, worden lastiggevallen door de politie… Men moet begrijpen dat vandaag de dag, in China, het tegenspreken van elk politiek beleid tot een gevangenisstraf kan leiden. Een voormalige Oeigoerse concentratiekampgevangene, die momenteel in Nederland woont en die regelmatig getuigt, is van mening dat 10% van de mensen in de kampen geen Oeigoeren zijn. Andere moslimminderheden, zoals de Hui, worden beschouwd als goed geïntegreerd in de Chinese samenleving omdat zij Chinezen zijn die zich tot de islam hebben bekeerd. De Hui worden als het ware beschouwd als ‘modelmoslims’ die een ‘vaderlandslievende islam’ uitoefenen. Ze gaan op in de massa. Toch zijn er ook op hen steeds meer aanvallen.
Is de Chinese bevolking op de hoogte van wat er in de Oeigoerse regio gebeurt?
In Hongkong is er een zeer sterk bewustzijn en zijn er veel tekenen van solidariteit tijdens de demonstraties. Natuurlijk wordt de vergelijking getrokken en vreest men dat in Hongkong hetzelfde kan gebeuren, in andere vormen. Op Chinees grondgebied zelf is de situatie veel ingewikkelder en zijn er veel dingen om rekening mee te houden. Ten eerste wordt de media massaal gecensureerd. De Chinezen hebben geen toegang tot sociale netwerken. Een grote meerderheid van de bevolking wordt vanaf jongs af aan gehersenspoeld met nationalisme. Bovendien komen ze niet noodzakelijkerwijs met Oeigoeren in aanraking en hebben ze een stigmatiserend beeld gevormd van de moslimbevolking. In China zijn er nog steeds grote sociaaleconomische problemen, iedereen komt op voor zijn eigen hachje. Politici hebben dermate verdeeldheid binnen de samenleving aangewakkerd dat solidariteit niet langer mogelijk is.
Weten we precies wat er gebeurt in de “heropvoedingskampen”, waar naar verluidt bijna 1 miljoen Oeigoeren worden vastgehouden?
Er zijn weinig getuigen die in het openbaar over deze kampen spreken. Zelfs als ze worden vrijgelaten, vinden ex-gedetineerden het moeilijk om zich uit te spreken, omdat ze het slachtoffer zijn van verschillende dreigementen van de Chinese autoriteiten. In sommige gevallen worden zelfs hun familieleden bedreigd. Daarom zijn er slechts weinigen die durven te getuigen. Zelfs buiten de grenzen houdt een netwerk van de Chinese autoriteiten de Oeigoeren in de gaten. Het is moeilijk om ze aan het woord te laten en we zijn nog steeds aan het analyseren wat ze hebben meegemaakt. Naast het trauma dat ze hebben opgelopen zijn ze ook nog steeds bang. We weten dat er verschillende soorten kampen zijn, en dat het pad dat een gevangene aflegt wordt bepaald door zijn of haar houding. Er zijn verschillende stadia. De meeste van de voormalige gevangenen zijn verplaatst van kamp naar kamp; we weten dit omdat ze van uitrusting zijn veranderd. Ze zijn van gebouw veranderd en soms van stad. Om weer terug te komen op de getuigenis van een vluchteling in Nederland; hij legt uit dat het eerste kamp bedoeld is om je alles op te laten biechten door de toepassing van martelpraktijken. Vervolgens wordt men, ongeacht wat de autoriteiten over iemand hebben gevonden en of deze persoon heeft meegewerkt met de autoriteiten, ofwel naar een bewaakt kamp gestuurd ofwel voorbereid op de volgende stap, zoals bijvoorbeeld het leren van Chinees. Er zijn ook mensen die gedwongen worden slecht betaald werk te doen in fabrieken die in de regio zijn gebouwd, een vorm van dwangarbeid. Er zijn ook mensen die naar huis terugkeren, maar die alles zijn kwijtgeraakt: hun familie, hun werk etc. Ze worden vrijgelaten maar leven in erbarmelijke omstandigheden. Tot slot zijn er ook Oeigoeren die van het ‘illegale’ systeem van de heropvoedingskampen in het legale systeem van gevangenissen belanden. Maar over het algemeen hebben we hier heel weinig informatie over. We moeten begrijpen dat het uiteindelijke doel van China is angst aan te jagen om zo een loyale bevolking te creëren.
Wanneer is het hardhandig optreden begonnen? Is het de voortzetting, op grote schaal, van een beleid dat al langer geleden is begonnen?
In 2016, toen mensen begonnen te verdwijnen en er sprake was van een verlies aan contact tussen families, begonnen we onszelf vragen te stellen. Toch is dit beleid niet nieuw; we hadden al gezien dat de Chinese staat in bepaalde regio’s DNA verzamelt, dat mensen gedwongen werden om biometrische paspoorten te hebben, etc. De informatie die we hadden was nog steeds nogal versnipperd omdat men er niet over praatte. Toen begonnen de mensen ineens te verdwijnen. Uit gelekte documenten in verschillende media (met name de Washington Post) blijk dat dit repressieve beleid al lange tijd gepland was. Het is op alle mogelijke manieren voorbereid, met inbegrip van het ideologische kader van de Chinese Communistische Partij. Ook kunnen we de aanbestedingen voor de aanbouw van de kampen analyseren. Het beleid werd zeer geleidelijk ingevoerd, maar onderzoekers die zich bezighouden met etnisch beleid in China zien al jaren dat de staat een steeds radicalere aanpak toepast voor de minderheden, met name in de Oeigoerse regio.
Reeds in 1996 lanceerde China de “strike hard”-campagne ter bestrijding van terrorisme, radicalisme en separatisme met specifieke maatregelen: massale arrestaties en met name surveillance op alle bestuursniveaus. Dit beleid werd afwisselend aangescherpt en versoepeld. Tot 2009, toen Oeigoerse arbeiders werden gelyncht door Han-arbeiders zonder dat deze laatste werden gestraft. Dit leidde vervolgens tot grote rellen. Vanaf dat moment begonnen we een algemene aanscherping van het beleid te zien en een obsessie van Peking met de Oeigoerse regio. De kampen zijn een dieptepunt van dertig jaar surveillancebeleid. Het beleid valt samen met het ‘sociale puntensysteem’ wat China aan het opzetten is. Dit beleid van toezicht werkt op grote schaal, zoals we gezien hebben tijdens de Coronacrisis. Er wordt letterlijk op mensen gejaagd. We denken dat dit gebied een laboratorium is voor wat er gaat gebeuren in de rest van China de komende jaren.
Is de internationale gemeenschap verlamd door angst, denkend dat Peking zich beledigd zal voelen door elke vorm van kritiek?
Via internationale organisaties probeert China invloed uit te oefenen op de manier waarop mensenrechten worden gedefinieerd en gehandhaafd, en dat staat men toe. Het ontwikkelt ook een heel discours dat de Westerse waarden uitdaagt en dat overal ter wereld weerklinkt. Toen de VN-ambassadeurs vroegen om opheldering over de situatie in de Oeigoerse regio werd China gesteund door 50 landen, waarvan een groot deel moslimlanden (sommige daarvan hebben zelf ook problemen met terrorisme). Daar is een reden voor: sommige zijn dictaturen en zijn economisch afhankelijk van China.
Beijing heeft ‘rondleidingen’ georganiseerd voor politici, deskundigen, enz. uit verschillende landen in deze “opvoedingskampen”. Maar blanke westerlingen worden van moslims gescheiden. Ze krijgen niet dezelfde dingen te zien, ze presenteren niet hetzelfde discours. Ik denk dat de Europese Unie een krachtig standpunt moet innemen in deze kwestie, omdat het een strijd van waarden is. We moeten ons positioneren om het concept van de mensenrechten te verdedigen. We kunnen economische druk uitoefenen door onze havens voor China te sluiten, de exportbelastingen te verhogen, bedrijven uit het Chinese grondgebied terug te trekken etc. Op dit gebied zijn er wel degelijk pressiemiddelen om in te gaan tegen de ideologische druk van China om de humane normen te herdefiniëren. We moeten ook af van het idee dat China een onmisbare partner is en dat andere concurrerende landen de plaats innemen wanneer we geen partner zijn van Peking. We moeten af van het idee dat we de Chinese regels moeten accepteren zonder de onze te verdedigen.
Vanessa Frangville is directrice van het onderzoekscentrum EASt (Oost-Azië) aan de ULB en is gespecialiseerd in etnische politiek in China. In haar academisch werk richt zij zich op de relatie tussen etniciteit en natievorming in het moderne en hedendaagse China, met een bijzondere interesse voor films van “etnische minderheden”.
Wereldwijd
Underland
Al meer dan 500 jaar onder de grond
Andalusië, Spanje
INTERVIEW MET FOTO’S VAN TAMARA MERINO
Deze ondergrondse documentaire toont het dagelijks leven van de zigeunergemeenschap in Guadix (Zuid-Spanje), die al decennia in grotten leeft. Door stereotypen te deconstrueren, creëert Tamara Merino een nieuw beeld van deze unieke woonplaatsen, die al eeuwenlang bescherming bieden aan gemeenschappen in de marge van de samenleving zoals joden, moslims en zigeuners. Diep in de heuvel Sacromonte, worden op deze plek de gebruiken en tradities van de grotfamilies bewaard, die een geïsoleerd bestaan in de “heilige berg” verkiezen boven het tumult van de stad.
Al honderden Jaren worden grotten door mensen gebruikt als woonplek. De veiligheid en het isolement die de deze natuurlijke een primitieve woonplaatsen boden aan bevolkingsgroepen in de prehistorie, trok later ook moderne culturen, zoals in Zuid-Spanje. De bouw van grotten in Spanje begon toen de Arabieren deze traditie exporteerden vanuit de grottengemeenschappen in Noord-Afrika. Tegenwoordig vormen deze grotten de grootste ondergrondse nederzetting van Europa.
In het zuiden van Spanje is de stad Granada de thuisbasis van een troglodietengemeenschap die in de grotten van Sacromonte of “heilige berg” woont. De grotten werden eerst gebruikt om bescherming te bieden tegen stormen en wilde dieren. Na de verovering van Granada door de katholieke koningen en de verdrijving van de Moslims en Joodse bevolking, zocht deze nomadische zigeunergemeenschap hun toevlucht in deze grotten, die hun thuis werden. In dit verscholen en gemarginaliseerde gebied konden ze ontsnappen aan de administratieve controle en de kerkelijke orde. De meerderheid van de moslims, joden en zigeuners die uit Guadix en de naburige steden zijn ontsnapt, namen hun intrek in de grotten om te kunnen overleven en beschermd te zijn. Tegenwoordig zijn de grotten unieke woningen voor gemeenschappen die de voorkeur geven aan de vreedzame eenzaamheid in de bergen boven het levendige en moderne leven in de steden.
Vandaag is Sacromonteberg in tweeën gedeeld. Het hoogste en wildste deel van de heuvel is een “niemandsland” dat wordt bewoond door krakers die gebruik maken van het wettelijke vacuüm om de plaats illegaal te bezetten. Het onderste deel van de Sacromonteberg wordt voornamelijk bewoond door zigeuners en hun nakomelingen, met name degenen met wortels in het gebied, die zijn gekomen om hun voorouderlijk huis weer in te nemen. Meer dan 500 jaar geleden werd de traditionele Spaanse flamencodans geboren in de grotten van Sacromonte en tot op de dag van vandaag behouden zigeunerfamilies hun traditionele manier van leven.
Guadix en de omliggende steden, ook bewoond door troglodietengemeenschappen, hebben een traditionele manier van leven ontwikkeld waarbij alle inwoners de grotten mogen bezetten in een rustige omgeving, omringd door de indrukwekkende rotsformaties in de regio. Vandaag de dag wordt Guadix beschouwd als de ‘Europese hoofdstad van de grotten’ met ongeveer 2.000 ondergrondse huizen verspreid over 200 hectare grond, bewoond door 4.500 grotbewoners.
Tamara Merino is een fotografe gevestigd is in Santiago, Chili. In haar werk besteedt ze met name aandacht aan sociaal-culturele kwesties gelinkt aan geslacht, afkomst en migratie. Ze maakt deel uit van het collectief Women Photography, dat het werk van vrouwelijke fotojournalisten uit de hele wereld promoot. Tamara Merino werkte voor internationale media zoals The Washington Post, the New York Times en National Geographic.
Our sons will know sea with no fish
“Onze zonen zullen de zee kennen zonder vis”
FOTO’S VAN ADRIENNE SURPRENANT
In West-Afrika is de industriële visserij verantwoordelijk voor verschrikkelijke overbevissing, met catastrofale gevolgen voor het mariene milieu. Elektrische visnetten halen alle vis uit de zee en bedreigen het voortbestaan van de Afrikaanse ambachtelijke vissers. Voor deze documentaire volgde Adrienne Surprenant de vissers naar Kameroen, waar ze naartoe zijn gemigreerd om voor hun gezin te kunnen zorgen. Deze ongekende intra-Afrikaanse migratie heeft geleid tot spanningen tussen de lokale Kameroense bevolking en deze nieuwkomers.
Aan de monding van de Sanaga rivier en de aan de witte zandstranden van Yoyo in de gemeente Mouanko, Kameroen, hebben zich meer dan 3.000 vissers uit West-Afrika gevestigd. Ze vormen nu een derde van de lokale bevolking in deze regio waar 90% van de inwoners afhankelijk is van de visserij. Ze hebben Ghana, Nigeria of Benin verlaten vanwege overbevissing. Hun ballingschap komt voort uit een door de mens veroorzaakte ramp: de overexploitatie van de rijkdommen van de oceanen door buitenlandse bedrijven, die de West-Afrikaanse ambachtelijke vissers van hun bestaan hebben beroofd.
De hoeveelheid vis die de West-Afrikaanse wateren verlaat is sinds de jaren zeventig verdrievoudigd. In 2016 werd er voor 874 miljoen euro aan zeeproducten uit de regio geëxporteerd. In datzelfde jaar wierpen bijna 300 Chinese industriële vissersboten hun netten uit in de regio. De zeebaarzenpopulatie nam af met 80%. Het Overseas Development Institute publiceerde hetzelfde jaar een rapport over illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IUU) visserij, waarin werd gesteld dat door deze illegale praktijken elk jaar 300.000 banen verloren gaan in West-Afrika. Dit heeft de vissers gedwongen om te migreren op zoek naar vruchtbaarder water.
Ik fotografeerde deze West-Afrikaanse migrantenvissers in Mouanko en hun manier van leven die werd bedreigd. Ik volgde hen naar de zee, naar de vismarkt en naar hun kampen. Op hun pirogues- of Awasha-boten werken ze om te overleven, in de schaduw van industriële schepen die eigendom zijn van buitenlanders. Ik was getuige van hun moeizame relatie met de lokale Kameroense bevolking, die hen als rivalen zien. En terwijl ze zich tussen de wortels van de Sanaga-mangroves manoeuvreerden, aangespoord door de afnemende visbestanden op zee, fotografeerde ik hoe ze het toch al kwetsbare kustmilieu van Kameroen destabiliseren.
Dit verhaal is er een van zuid-zuid migratie en de impact van de mens op de natuur.
36% van de wereldwijde migratie betreft migratie tussen ontwikkelingslanden. En deze volksverhuizingen hebben een impact op het milieu en de economie van gastlanden zoals Kameroen. In dit geval is het de industriële visserij en de overexploitatie van de natuurlijke hulpbronnen die een groep mensen naar een productiever, maar evenzeer bedreigd ecosysteem heeft doen migreren. Zoals Eugène Zounon, een Beninese visser, zegt: “Op een dag zullen onze zonen zeeën kennen zonder vis. De zee zal leeg zijn.”
De Canadese fotografe Adrienne Surprenant is gevestigd in Bnagui in Centraal-Afrika. Na haar studie commerciële fotografie koos ze voor documentairefotografie en richtte zich op de constructie van identiteit in de relatie tot het bewoonde gebied. Vanuit deze brede benadering doet ze verslag van verschillende concrete sociale kwesties en milieukwesties, zoals de wederopbouw na de aanwezigheid van Boko Haram in Kameroen, of de droogte in Somalië die de traditionele manier van leven bedreigt. In ‘Our sons will know sea with no fish’ brengt ze de complexiteit van zuid-zuid migratie in beeld, die ook lokale tradities bedreigt.